De onderdelen van een dijk
Elke dijk zit anders in elkaar, maar meestal bestaan dijken uit klei met daarbovenop gras. Een dijk bestaat uit verschillende onderdelen:
Kruin
Dit is het bovenste, vlakke deel van een dijk. Daar loopt soms een weg of fietspad overheen.
Buitentalud
Dit is het schuine gedeelte waar het water staat of kan staan. Dit deel van de dijk is bijna altijd begroeid met gras.
Binnentalud
Dit schuine deel van de dijk ligt aan de binnendijkse zijde. Het is de kant van de dijk die wordt beschermd tegen hoog water. Vaak liggen hier ook steunbermen tegen de dijk: flauwe ophogingen die de stabiliteit van de dijk vergroten.
Beschermingszones
Aan beide zijden van de dijk liggen zones die belangrijk zijn voor het functioneren van de dijk. Ontgravingen, boringen, omvallende bomen, krachtige activiteiten zoals heien en woningen in deze zone kunnen de dijk verzwakken. De breedte van deze beschermingszones verschilt per dijk.
Opbouw van oude dijken en nieuwe dijken
Een dijk is in principe niet meer dan een berg grond, die netjes is afgewerkt. Een oude dijk is meestal opgebouwd uit allerlei verschillende grondsoorten: klei, zand of een combinatie. De dijken zijn in de loop van vele honderden jaren opgebouwd. Ieder keer als een dijk weer verhoogd werd, kan een ander grondsoort zijn gebruikt.
Bij een recente verbeteringen van een oude dijk zal meer aandacht zijn besteed aan het toepassen van een goede grondsoort en zal de grond beter zijn verdicht bij het aanbrengen. Een verbetering van een oude dijk aan de binnenzijde wordt meestal in zand gedaan. Op het zand, op het binnentalud, wordt een dunne laag klei aangebracht om te voorkomen dat het zand wegspoelt (erodeert) en om er gras op te kunnen laten groeien. Een verbetering van een oude dijk aan de buitenzijde wordt in principe in klei uitgevoerd. In sommige gevallen kan echter ook een zandaanvulling aan de buitenzijde zijn aangebracht, vooral als de benodigde aanvulling groot is.
Een geheel nieuwe dijk is meestal uit zand opgebouwd met een dikke kleilaag aan de buitenkant. Het ideale dijkprofiel is aan de rivierzijde het meest waterdicht en aan de binnenzijde iets waterdoorlatender.
Door de waterdichte laag aan de rivierzijde wordt voorkomen dat het water makkelijk naar binnen dringt. het water dat toch naar binnen komt, kan relatief gemakkelijk verder door de dijk stromen, zonder dat het in de dijk achter blijft.
Zeedijken worden soms geheel uit zand opgebouwd. Omdat het hoogwater hier veel korter duurt is de waterdichtheid minder van belang dan bij bijvoorbeeld rivierdijken.