2. Kleine (sprengen)beken of bovenloop

2.1. Omschrijving

Brede langzaam stromende benedenlopen. Komen voor langs stroomrug-, kom- en overslaggronden.

2.2. Kenmerken

Grote beken dragen kenmerken van zowel grote rivieren als van beken. Grote beken ontvangen het merendeel van het afvoerwater van de bovenstroomse beken, maar er treedt ook kwel van diep grondwater op. Het verval is in vergelijking tot beken gering en er vindt bij hoge afvoer overstroming van de oevers plaats.

2.3. Streefbeelden

De stroming varieert in ruimte (in het breedteprofiel) en in tijd. Er is een continue afvoer van water. Bij hoge waterstanden overstromen de brede, natte tot vochtige oeverzones. Ze zijn begroeid met o.a. zeggen en riet, en deels met moerasbos. De (droge) oevers zijn begroeid met struikgewas en af en toe hoge bomen. Er zijn migratiemogelijkheden voor fauna door middel van verbinding met andere beken en riviertjes.

2.3.1. Doelsoorten

Een riviergrondel heeft een voorkeur voor helder, stromend water van beken. Het leefgebied moet in verbinding staan met stromend water om voortplanting mogelijk te maken. De Beekrombout komt voor in zuurstofrijk en nutriëntarm water met onbegroeide zandige substraten. Glanzig fonteinkruid houdt van niet te ondiep, helder, matig voedselrijk, stilstaand of traag stromend water.

Doelsoorten
Doelsoorten		Kenmerken
Vis	riviergrondel	Watertype	R6
Macrofauna	beekrombout	Breedte (meter)	> 8
Planten	glanzig fonteinkruid	Stroomsnelheid	< 50 cm (centimeter)/s (seconde)
Overig

2.3.2. Gewenst beheer

Het stroomprofiel wordt enkel in het najaar onderhouden wanneer dit nodig is voor het behouden van doorstroming en stroming in de beek. Gevallen takken blijven in de beek liggen. Om gedeelten te houden met pioniersvegetatie wordt eens per 5 jaar een gedeelte van de natte oever gemaaid (in blokken). Het beheer wordt zeer extensief uitgevoerd.

In ons beheergebied komt het type ‘grote beek’ alleen voor als Valleikanaal en als benedenloop van de Barneveldsebeek. Beide zijn KRW (Kader Richtlijn Water)-lichamen, waarvoor al doelen zijn opgesteld. De kwaliteitsbeelden worden daarom hier niet verder beschreven.

1. Sprengen

2. Beken

3. Sloten

4. Weteringen en kanalen